Robinia pseudo-acacia L.       Acacia
 
 

  Onze Acacia is inheems in Noord Amerika, waar de Fransman Jean Robin haar ontdekte. Hij nam zaden mee naar Parijs in 1601 en wist daaruit een aantal bomen te telen, die vervolgens, na zijn dood in 1629, ook elders in Europa een plaatsje vonden. Een ervan kwam terecht in Doorwerdt en bleef thans na vier eeuwen als enig overgeblevene overeind. Tijdens de slag om Arnhem in september1944 stond de reus midden in de vuurlinie en werd de kruin aan flarden geschoten: maar hij liep weer uit. De grillige stam met zijn diepe groeven en knobbels heeft een omvang van 7 meter. Onlangs kreeg de boom een grondige onderhoudsbeurt. Ieder jaar loopt hij weer uit en bloeit in juni nog volop.
De volksnaam Acacia dankt de boom aan zijn gelijkenis met de eigenlijke Acacia, een mimosa soort uit het Nijlgebied. Deze stond in de oudheid bekend als de Nijlacacia (acacia is Grieks voor "Stekelboom"). Vanuit Egypte emigreerde zij naar alle continenten; en zo was zij ook in Europa overbekend, toen Robin de gelijkende "Pseudo-acacia" uit Amerika meebracht.. Naar zijn ontdekker (Robin) koos Linnaeus voor de naam: Robinia pseudoacacia.
 Onze (Pseudo-)acacia werd in Europa ruim aangeplant als sierplant, als bodemverbeteraar, als leverancier van hardhout en vooral ook als belangrijke  bron van Nectar.  De grootste leverancier van Acaciahoning is Hongarije met zijn 350.000 ha. acaciabos. De boom vermeerdert zich vooral door uitlopers; het is een snelle groeier en wordt plm.25 meter hoog. Aan de voet van de bladstelen zijn nectarkliertjes aanwezig. Vooral bij de jonge plant hebben de steunblaadjes veel de vorm van gemene stekels. De boom bloeit rijkelijk  in de vroege zomer.
 

 

De Pseudoacacia is een schitterende drachtboom met geurende, roomwitte bloemtrossen, die aan het begin van de zomer neerhangen vanuit de bladoksels. De bloemen hebben de vlinderbloemige structuur: De kiel en de 2 zwaarden dienen als landingsplaats en beschermen de geslachtsdelen. Bij bezoek neigen de kiel en de zwaarden naar beneden en komen de meeldraadkoker en de stempel vrij; 9 van de 10 meeldraden vormen onderin een koker; de 10e (geheel rechts) staat vrij en maakt het mogelijk, dat de bestuivers de nectariën op de bloembodem bereiken. Alleen sterke bestuivers als de
honingbij en de hommel kunnen de nectar opnemen. De kroon en de vlag schermen het geheel af. Tijdens de kortstondige bloei is de nectarafgifte zeer overvloedig en suikerrijk, als het in die periode warm is en er geen gure wind staat. De pollenoogst is gering, vooral omdat het pollen  al in de knop van de bloem zich hecht om de harige stijl en daar maar matig wordt opgenomen in de buikharen van de bij. Bestuiving vindt plaats, als de bij op zoek naar de nectar de bolvormige stamper beroert.
  Het glucosegehalte in de honing is gering, zodat de kristallisatie traag verloopt en de honing soms jaren vloeibaar blijft.
De Robinia familie in de Ver.Staten telt tien soorten. Bij ons is alleen de Robinia pseudoacacia terecht gekomen. De Robinia margaretta "Casque rouge" is een kleinere variant (9mt) en heeft rozerode bloemen.